Wettelijke wijzigingen per 1 januari 2014
Vanaf 1 januari 2013 gaat de AOW-gerechtigde leeftijd stapsgewijs naar 67 jaar. De fiscale regels voor Lijfrente Sparen / Opbouw en Lijfrentenieren hebben per 1 januari 2014 dan ook niet meer 65 jaar als uitgangspunt, maar de AOW-leeftijd. Dat betekent dat vanaf 1 januari 2014 een overgangsrecht is ontstaan. Uw tijdelijke oudedagslijfrente mag niet eerder ingaan dan het jaar waarin u de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Wat zijn de effecten van de wijziging voor tijdelijke oudedagslijfrente?
Als u uw opgebouwde lijfrentekapitaal gebruikt voor een tijdelijke oudedagslijfrente, moet u per 1 januari 2014 rekening houden met de periode waarin het kapitaal is opgebouwd. Dit bepaalt namelijk wanneer de tijdelijke oudedagslijfrente moet ingaan.
Lijfrentekapitaal opgebouwd voor 1 januari 2014
Bij lijfrentekapitaal dat is opgebouwd tot en met 31 december 2013 en wordt gebruikt voor een tijdelijke oudedagslijfrente, geldt dat de tijdelijke oudedagslijfrente:
- Niet eerder mag ingaan dan het jaar waarin u 65 wordt, maar;
- Uiterlijk moet ingaan in het jaar waarin u de AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar bereikt.
Legt u na 1 januari 2014 niet meer in op de rekening, dan gelden bovenstaande regels voor het hele lijfrentebedrag, inclusief de rente die na 1 januari 2014 wordt bijgeschreven.
Lijfrentekapitaal opgebouwd na 1 januari 2014
- Als u het kapitaal gebruikt voor een tijdelijke oudedagslijfrente, dan geldt dat de tijdelijke oudedagslijfrente:
- Niet eerder mag ingaan dan het jaar waarin u de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, maar; Uiterlijk moet ingaan in het jaar waarin u de AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar bereikt.
Legt u voor én na 1 januari 2014 in op de lijfrenterekening, dan gelden deze regels voor de bijgeschreven rente na 1 januari 2014.
Gebruikt u het kapitaal voor een levenslange oudedagslijfrente?
Dan hoeft geen onderscheid te worden gemaakt tussen lijfrentekapitaal dat is opgebouwd vóór 1 januari 2014 of na 1 januari 2014. Uw totale opgebouwde lijfrentekapitaal mag dan worden gebruikt voor een levenslange oudedagslijfrente. Bij de bancaire lijfrente heeft een levenslange oudedagslijfrente een minimale looptijd van 20 jaar. Daarbij geldt altijd de voorwaarde dat deze uiterlijk in het 5e jaar na uw AOW-gerechtigde leeftijd moet ingaan.